Hogewal 17

Koninklijke Stallen

toon op de kaart
  • Status
    Rijksmonument
  • Architect
    Eberson, L.H. Swijser, P.J.C. Vogel, H.P.
  • Monument nr.
    46629
  • Bouwstijl
    Eclecticisme Neo-Renaissance
  • Wijk
    Centrum
  • Bouwjaar
    1876-1879
Registerblad 

Als Koninklijke STALLEN rondom rechthoekige binnenplaats op symmetrische grondslag gebouwd, omvangrijk complex ter hoogte van twee bouwlagen onder met leien, zink en dakpannen gedekte mansardekappen, tot stand gekomen in 1876-'79 in eclectisch-Renaissancistische trant naar ontwerp van H.P. Vogel, op basis van voor-ontwerpen van L.H. Eberson, respectievelijk P.J.C. Swijser.

De langgerekte gevels zijn opgetrokken in baksteen, met natuurstenen plint, verschillende banden (aan de voorzijde in natuursteen, aan de andere zijden in gele baksteen) en gebousseerde pilasters ter afwisseling, alsmede smeedijzeren sierankers, en afgesloten met een omlopend fries met cassettes en consoles ter ondersteuning van de kroonlijst, die bij de hoekrisalieten is gekornist en aan de zijde van de Hogewal is voorzien van een segmentvormig fronton met rankenvulling rondom een paard-medaillon, en bij de een bouwlaag hogere, door een naaldspits bekroonde middenpoort van een dito fronton met het Koninklijk wapen.

Bij de voorvleugel zijn op de beganegrond halfronde bovenlichten met roedenverdeling aangebracht boven de van inspringende hoeken voorziene blindnissen, op de bovenverdieping getoogde zes- en vierruitsschuifvensters, alle bekroond door een geprofileerde sluitsteen (uitgezonderd de verdiepingsvensters aan de zijde van de binnenplaats). De risalerende middenpoort bevat aan de zijde van de Hogewal twee hoge doorgangen, elk voorzien van gesneden dubbele paneeldeuren uit de bouwtijd, met halfrondbovenlicht in geprofileerde omlijsting, waarop in de tussenliggende zwik in reliëf een krans met oranjeappels en linten is afgebeeld; terzijde twee rondboogvensters met hoofdgestel en piedestal op de beganegrond, twee getoogde vierruitsvensters op de tussenverdieping, waarboven twee friezen met in vergulde letters ANNO 1878; op de bovenste verdieping getoogde zesruitsvensters waarvan de middelste drie zijn gekoppeld en bekroond met segmentvormige frontons. De achtzijdige naaldspits bevat aan de vier brede zijden een wijzerplaat boven een omlopende smeedijzeren hekwerk waarboven weer een kroonlijst met palmettenrand. Het geheel wordt bekroond door een windwijzer. De gedeelten te weerszijden van de middenpoort tellen in totaal twaalf vensterassen.
De haaks op deze voorvleugel staande dwarsvleugel bezitten aan de buitenzijde grotendeels blinde muren met slechts een enkele toegang en terzijde een hooiluik tussen de rijk gedetailleerde hoekrisalieten. De in dezelfde trant als deze dwarsvleugel uitgevoerde achtergevel bevat voorts een hoogopgaand middenrisaliet onder pannen schilddak, met een extra risaliet in het midden, bekroond door een segmentvormig fronton met daarin het monogram van Willem III, en te weerszijden twee ronde, afgeknotte traptorens; de lage hoekrisalieten bezitten elk drie vensterassen, getoogde stalvensters en boven blindnissen en worden afgedekt door een pannen tentdak.

Aan de zijde van de binnenplaats bevat de voorvleugel twee maal acht dubbele paneeldeuren uit de bouwtijd met halfronde bovenlichten met roedenverdeling, in oorsprong toegang gevend tot de koetshuizen, met daarnaast de halfrond afgesloten vensters van de portiersloges; hierlangs bevindt zich een overdekte gang die de twee zijpoorten verbindt en die bij de binnenplaats is overhuifd door een langgerekte kap in de vorm van een met leien gedekt schilddak, waarvan de ijzeren spantconstructie wordt gesteund door gietijzeren colonnetten, met elkaar verbonden door in siersmeedwerk uitgevoerde scheibogen; het geheel afgesloten met een kroonlijst.

Aan de overzijde ter breedte van dertien vensterassen uitgebouwd onder dwarsgeplaatst leien zadeldak met lichtkap op de nok, de binnenmanege, uitgevoerd in dezelfde trant als de hoofdvleugels, met afwisselend rode- en gele baksteen, halfronde bovenlichten met roedenverdeling op de door pilasters gelede beganegrondverdieping en geheel ronde vensters in de vide; de risalerende middenpartij bevat de met een halfrond bovenlicht afgesloten toegang met dubbele paneeldeuren en omlijsting uit de bouwtijd, en wordt bekroond door een halfrond boogveld met het Koninklijk wapenschild en geprofileerde omlijsting; de zijrisalieten bezitten eenzelfde toegang, zij het zonder omlijsting, en worden bekroond door een fronton. De zijgevels zijn blind met uitzondering van de omlijste ingang aan de oostzijde. Inwendig is deze manege grotendeels gepleisterd; de ongedeelde ruimte wordt overhuifd door een geheel in het zicht gelaten ijzeren spantconstructie met Renaissancistische detaillering, steunend op slanke bundelcolonnetten; aan de westelijke korte zijde bevindt zich de van drie getoogde poorten voorziene tribune; aan de lange zijde grenzend aan de achtervleugel, bevindt zich op de verdieping een loge, voorzien van vier getoogde poorten met balustrade en van een stucplafond; de korte zijden bevatten elk in de top een 'venetiaans raam', de oostelijke voorts nog een klok uit de bouwtijd ingepast in een stucwerkrisaliet.
De dwarsvleugels hebben aan de binnenplaatszijde vergelijkbare gevels met die aan de buitenzijde, voorzien van getoogde stalvensters met roedenverdeling, gietijzeren luchtboogvensters en rood/gele baksteenbouw en een kroonlijst, en voorts een tweetal door een fronton met hijsbalk bekroonde hooiluiken en een omlijste ingang terzijde (ZO). Inwendig bevinden zich aan de oostzijde nog ten dele de oorspronkelijke stalboksen, elk voorzien van gietijzeren palen met bolvormige bekroning en sierlijk uitgevoerde naamborden en voorts hooizolders waarvan de kapconstructie uit philibertspanten is samengesteld.

Op de open binnenplaats, geheel met klinkers bestraat in een eenvoudig geometrisch patroon, bevindt zich in het midden de ronde gemetselde drinkwaterbak met in het midden een ijzeren lantaarnpaal met sierlijk uitgewerkt reliëf met plantaardige motieven, vervaardigd door L. Schutz, Zeist.

De achtervleugel bevat, behalve de stallen, in het zuiden twee kleedkamers te weerszijden van de tuigkamer, alle voorzien van een eenvoudige ca. 2,5 m. hoge lambrizering van staande delen.

In de voorvleugel bevinden zich voorts op de verdieping in het midden een als museum ingericht vertrek met rechts een stucplafond, en aan de noordzijde de galatuigkamer, die door vier vierkante pijlers is verdeeld.

Voorts bevinden zich op de noordhoek van het terrein een plat afgedekt garage-annex werkplaatsgebouw, uitgevoerd in baksteen, met ongepleisterde hoge plint en geelgepleisterde wanden met getoogde vensters, en houten deuren uit de bouwtijd, en aan de Jugendstil herinnerende detaillering bij de verzwaarde hoekpartijen aan de bovenzijde, voorzien van geglazuurde dakpannen; het geheel gebouwd naar ontwerp van P.H. Scheltema in 1912, naar aanleiding van de invoering van de auto als vervoermiddel.

Het complex wordt omgeven door een bakstenen tuinmuur met smeedijzeren hekken tussen vierkante pijlers uit de bouwtijd.

Complex van Koninklijke Stallen met bijgebouwen, in eclectisch-Renaissancistische trant, als zodanig kenmerkend voor de overheidsgebouwen uit het laatste kwart van de 19e eeuw, met typerend gebruik van gebosseerde natuurstenen pilasters, segmentvormige en driehoekige frontons, afwisselend rode en gele baksteenbanden, diverse andere sierende details in natuursteen, sierankers, getoogde vensters met roedenverdeling, en met typerende symmetrische opzet met accenten op de midden- en hoekpartijen, alsook in de duidelijk naar de bestemming verwijzende frontonreliefs, tevens van belang als getuigenis van de functie van Hofstad die Den Haag in de 19e eeuw heeft vervuld, gesitueerd als dit complex is nabij het Paleis Noordeinde en de bijbehorende paleistuin, met een vroeg 20e-eeuwse aanvulling in de vorm van de garage als bewijs van de continuiteit in de functie van berging van koninklijke voertuigen, meegaand met de technische ontwikkeling.